Het adres van het perceel kadastraal B 287 is van 1839 tot 1910 Oldeneel 2.
Van 1910 tot 1930 is het adres Oldeneel B 166, en daarna tot 1947 Oldeneel B 208.
Na 1947 is het adres Schellerdijk 12.
Rond 1750 begint Cornelis Dwars, Schout en Ontvanger te Olst, grond te kopen in Oldeneel.
Zijn bedoeling is een steenoven/steenfabriek te beginnen op de Scheller en Oldeneler Buitenwaarden.
Als Cornelis zijn levenseinde nadert wordt er op 3 oktober 1788 in Herxen een bijzonder testament opgemaakt en gezegeld, een testament met bezwaar belast van Fideï Commis.
Cornelis overlijdt in 1891, het betekent dat erfgenaam Gerrit Dwars en diens opvolgers tot in de vierde graad het levenswerk van Cornelis voort moeten zetten. [Fideï Commis houdt in dat erfgenaam bindend het testament moet uitvoeren onder dwang van een boete bij het niet uitvoeren, van het testament.]
Van onderstaande tekst is gebruik gemaakt van de uitgave van het H.C.O.: Zwolle – Zuid. Een geschiedenis tussen Stad en IJssel. ISBN 978 400 7663 3. De geschiedenis van het gebied is uitgezocht en opgeschreven door Siem van der Weerd.
De Steenfabriek Reigershagen: de geschiedenis in het kort.
Ten tijde van het overlijden van Cornelis Dwars in 1791, is de steenfabriek nog in aanbouw.
Zijn neef Gerrit Dwars moet de bouw afmaken met de volgende voorwaarden, “ Een steenoven met 7 monden [openingen voor aanvullen brandstof]. Verder ordentelijke behuizing voor de baas of onderbaas of meesterknecht of een ander ten nutte van de steenbakkerij of het tichelwerk. En nog een ordentelijk en bekwame kamer op de zijde tot en zo nodig logement voor mijn Lagatariën één of meer wanneer diegenen mochten zijn aldaar op het Tichelwerk te komen. Aan het huis moet ook nog een stal voor 4 á 5 paarden en ook zo veel koeien worden gebouwd”.
Op alle verkregen landerijen, en dat zijn er heel wat, mag klei worden gedolven als het land daarna maar “bekwaam” blijft als weiland. De familie Dwars bezit op enig moment 162 ha in Oldeneel en Windesheim.
De steenfabriek in Windesheim is ook in bezit van de familie Dwars, zeer waarschijnlijk met mede eigenaren.
Op Reigershagen werd in 1862 de eerste steenvormmachine in Overijssel geplaatst, die door stoom werd aangedreven. Dwars lag met de aanschaf van zijn 12 PK stoommachine ver voor op andere fabrikanten.
Tot 1871 is hij nog steeds de enige steen fabrikant in Overijssel die met een stoommachine werkt.
Bijna honderd jaar na het overlijden van Cornelis Dwars, de grondlegger van deze en andere steenfabrieken langs de IJssel kwam er een einde aan het “Dwarsimperium”.
In 1887 wordt alles verkocht. Zie verder hierna.
Gerrit Dwars, [is de erfgenaam van de initiatiefnemer Cornelis Dwars]
Huwt op 21-04-1775 te Hattem met
Geertruida Broekhuizen, gedoopt 12-12-1742, Hattem, overleden, 01-10-1815, Zwolle [73 j.]
Ouders: Gerrit Willem van Broekhuijs & Johanna van Ommen.
Zij krijgen 6 kinderen waarbij de tweede zoon Gerrit Willem de opvolger wordt als eigenaar van de Steenfabriek. Het is de vraag of Gerrit en Geertruida in de Herenboerderij nu Kleine Veerweg 16 wonen.
Gerrit Willem Dwars geb. 01-12-1776, Heerde, gedoopt 01-12-1776 overl. 31-03-1838, Oldeneel [61 j.]
Huwt op 07-10-1819 met,
Wilhelmina Wijtenhorst, geb. 26-04-1781, Oldeneel overl. 01-06-1859, Oldeneel [78 j.]
Haar zoon Gerrit Wijtenhorst geb. 26-10-1811, vader niet bekend, wordt ge-echt na haar huwelijk met Gerrit Willem, door hem.
Ouders Wilhelmina: Jan Herms Wijtenhorst & Janna Evers.
Zij wonen in “Huize Oldeneel” dat zij huren van Michaël Helmich, en na diens overlijden van zijn zoon Johannes Bernardus Helmich.
Gerrit Dwars [Wijtenhorst] geb. 26-10-1811 overl. 14-04-1882, Oldeneel, [70 j.]
Hij blijft het enige kind van Gerrit Willem en Wilhelmina.
Hij huwt op 01-04-1852 te Zwolle met
Francoise Albertine Emerance Mollinger, geb. 11-08-1827 in Deventer. overl. 26-12-1911, Nijmegen
Ouders: Franz Rudolph Mollinger [Luitenant Kolonel] & Geertruid Anna Revius
Zij gaan wonen in de Herenboerderij “De Geldersche Boer” nu Kleine Veerweg 16.
Wilhelmina Wijtenhorst zet na het overlijden in 1838 van haar man Gerrit Willem de Steenfabriek voort.
Als zij in 1855, 74 jaar is, besluit zij het bezit te veilen. Zie advertentie hieronder.
Op enig moment wordt er ook een losplaats aangelegd voor de aanvoer van klei van elders, mogelijk Windesheim, aangezien de familie Dwars daar ook gronden en een Steenfabriek hebben.
De klei wordt aangevoerd met een sleepboot met Zolderschuiten [vaartuig zonder motor met plat dek]
De aanvoer van bruikbare klei in de omgeving van de steenfabriek is bijna op z’n eind.
Gerrit Dwars laat in 1879 een woning/boerderij bouwen op een perceel weiland naast de steenfabriek, “Reigershagen”, kadastraal bekend sectie M. nr. 1406.
Of er een andere woongelegenheid in of bij de Steenfabriek is vervallen is niet duidelijk.
Het lijkt erop dat de bewoners die in of bij de fabriek wonen in de nieuwe boerderij gaan wonen.
In de periode 1870 tot 1910, zijn dit achtereenvolgend: Aaltje Dijkslag, weduwe van Hendrik Dijkslag, dan Derk Jan van der Wal, en dan Harmen Logt. Zij zijn werkzaam als Steen/oven baas bij de Steenfabriek.
Harmen Logt koopt in 1901 de boerderij aan wat nu de Kleine Veerweg 14 is.
Er is ook een nummer 2A ontstaan, daar woont in die periode een Herm van Veen, hij is stoker dat het bij de steenfabriek is ligt voor de hand omdat er met een stoommachine en een stoomboot gewerkt wordt.
In 1882 komt Gerrit Dwars te overlijden, waardoor er in 1883 een akte van scheiding is wat tot gevolg heeft dat zoon Frans Rudolf eigenaar wordt. Dat bezit bestaat uit de Steenfabriek “Reigershagen”, Haaghuizen, boerderij en ruim 70 ha grond voornamelijk in Oldeneel en 12 ha in Windesheim.
Frans Rudolf Dwars, geb.09-06-1857, Steen fabrikant, Stalhouder, Garageh. overl. 30-04-1931, Hilversum.
1e huwelijk op 02-10-1878, Hattem, met
Maria Hubertina Mos Scheiding 04-05-1887, Zwolle
2e Huwelijk op 19-04-1907 te Amsterdam met
Sibilla Elisabeth Soot, geb 14-01-1874 te Dusseldorf
3e Huwelijk op 26-11-1924 te Amsterdam met
Maria Johanna van Bommel, [38 j.]
Na zijn scheiding in 1887 verkoopt Frans Rudolf in 1888, 16 ha. grond inclusief Steenfabriek, Haaghuizen, Schuur en Boerderij, in Oldeneel.
Koper is Berend Jan Stegeman [junior] Steen fabrikant te Deventer.
In 1892 worden er nog een Schuur en Steenbakkerij bijgebouwd. Het kadastrale nummers 287 en 1405 vervallen en worden één kadastraal nr. M 1708.
In 1897 worden de Steenfabriek en toebehoren, woning/boerderij en gronden ingebracht in een NV. Overijsselsche Steenfabrieken te Deventer.
Aandeelhouders zijn:
Berend Jan Stegeman Jr., fabrikant te Deventer.
Hendrikus Johannes Schoenmaker, fabrikant te Deventer.
Johannes Bernardus Poppe, fabrikant te Zwolle.
Gerhardus Bernardus Poppe fabrikant te Zwolle.
Hermannus Theodorus Poppe fabrikant te Zwolle.
De steenfabriek die in de periode van de familie Dwars “Reigershagen” heette wordt bij de nieuwe eigenaren “Stoomwaalsteenfabriek Oldeneel” genoemd.
In 1912 wordt de Steenfabriek, woning/boerderij en gronden verkocht aan Bernardus Johannes Poppe, wonende aan het Blekerswegje 7 in Zwolle.
Er wordt in 1912 bij Rijks Waterstaat een vergunning voor uitbreiding van de steenfabriek aangevraagd en onder voorwaarden verleend.
In 1913 is de aanbouw gerealiseerd.
In 1916 stopt de steen productie op deze locatie.
Er is in 1917 een overeenkomst met Rijks Waterstaat dat de in 1912 verleende vergunning wordt opgezegd, met de bepalingen dat e.e.a. moet worden afgebroken en op een bepaalde hoogte achtergelaten moet worden, dit i.v.m. doorstroming van de rivier.
In 1918 worden de nodige gebouwen gesloopt, een gedeelte van de steenfabriek, een gedeelte van de woning/boerderij en een machineloods. En in 1919 wordt er nog meer gesloopt van de gebouwen.
Johannes Bernardus Poppe verkoopt in 1924 de woning/boerderij en aanliggende gronden totaal bijna 8 ha. aan Jacob Borst.
Jacob is al Tichelbaas bij Johannes Bernardus Poppe bij de steenfabriek “Klaarwater” aan de overzijde van het “Katerveer” die ook eigendom is van Poppe.
Het kantoor van toen staat aan de Zwolse kant, dat is de voormalige boerderij nu woning van de familie Dubbeldam.
Toen die steenfabriek “Klaarwater” in 1912 moest stoppen vanwege het niet verkrijgen van een nieuwe concessie door Rijks Waterstaat, gaat Jacob mee naar de steenfabriek “Oldeneel” en gaat er waarschijnlijk in die periode ook met zijn gezin wonen.
Jacob Borst is op 26-02-1885 te Hattem getrouwd met Jansje Boeve.
Jansje haar vader Derk Boeve is ook tichelbaas, maar dan bij de Steenfabriek “Altena” op de uiterwaarden in Hattem.
Jansje Boeve overlijdt 31-12-1928, er volgt een akte van scheiding in 1930, waardoor 4 zonen van Jacob en Jansje ieders ¼ van de eigendommen krijgen, te weten:
Berend Borst, Schipper en Koopman te Oldeneel
Gerrit Borst, Koopman te Oldeneel
Jacob Borst, Jr. Koopman te Oldeneel
Jan Borst, Koopman te Oldeneel
Nadat de steenfabricage in 1916 is gestopt vindt er vanaf die locatie nog wel steenhandel plaats.
Er heeft in 1910 een adres verandering plaats gevonden de nummers 2 en 2A worden Oldeneel B 166 en B 166A.
Tussen 1907 en +/- 1912 woont op nr. B 166: Derk Schuiling [Steenbakkersbaas bij steenfabriek].
Derk is in 1887 getrouwd in Arnhem met Johanna Carolina Arnoud. Er worden 5 kinderen geboren.
Hun zoon Johannes Schuiling ook steenbakkersbaas, is in 1918 getrouwd met zijn buurmeisje Evertdina Bredewout.
Haar ouders zijn Jan Willem Bredewout [Landbouwer] en Tonia Koezen uit Dalfsen.
Zij huren een boerderijtje aan de Schellerdijk 8 en later 10.
Op nr. B 166A woont H. van Weeghel, dat huisnummer vervalt in 1925 nadat Jacob Borst de boerderij gekocht heeft.
In 1938 worden de boerderij en gronden, totaal 8 ha. verkocht aan Wilhelmus Paulus Groten in 1898 geboren in Heino en in 1938 getrouwd met Gerritdina Maria Wilhelmina Hoogenkamp.
Wilhelmus en Gerritdina krijgen 4 kinderen, te weten: Johan, 1939, Riek, 1941, Gerard en Ria.
De kinderen gingen in Zwolle naar de lagere school. Dat was de eerste jaren lopen en later op de fiets.
Riek memoreert nog dat ze daar een fijne jeugd heeft gehad, en dat kinderen van school daar wel kwamen spelen, ruimte genoeg en dat was avontuurlijk voor allerlei spelletjes.
Een probleem om naar school te gaan was bij hoog water, dan moest er geroeid worden, op zich geen probleem, alleen bij harde wind of ijsgang. In de winter van 1946/1947 dreigde schoolverzuim, maar een bevriende familie in de Walstraat bracht uitkomst door de kinderen een periode onder te brengen.
Dat levert een band voor het leven op, want kleinkinderen bezoeken de familie Groten nog steeds.
In dat zelfde jaar waren er ook nog angstige uren tot in donker omdat vader Groten lang wegbleef, maar gelukkig tenslotte weer kwam opdagen.
Bij de koop bevindt zich ook nog een hooiberg.
Het stalgedeelte heeft hoge muren omdat ten tijde van de steenfabriek er paarden werden gestald.
Deze waren nodig voor het trekken van de lorries met klei naar de fabriek.
Zij beginnen daar een gemengd bedrijf met 11 koeien en wat bouwland.
Daarvoor wordt de stal aangepast voor de koeien
In de oorlog krijgen zij ook inkwartiering van Duitse soldaten. Ook in de oorlog werd de loshaven gebruikt voor boten en bootjes die niet meer bij het Katerveer mochten liggen, vanwege het oorlogsgeweld.
Toen de bootjes na de oorlog weer weg waren, werd de insteek haven gebruikt voor het wateren van boomstammen van houthandel Nagelhout uit Hattem. Ook was er overslag van zand iets verderop.
Moeder Gerritdina komt in 1963 te overlijden, waarna Riek besluit thuis te blijven om voor het gezin te zorgen.
In 1964 kon de familie Groten een flink perceel grond verkopen aan de fa. Jonker voor zandwinning.
Dat betekent ook dat er te weinig grond overblijft om verder te boeren.
Zoon Johan heeft de landbouwschool gedaan, en ziet zich genoodzaakt elders werk te zoeken en dat lukt in de bouw. Ook Riek heeft werk buitenshuis maar als vader mogelijk naar een verzorgingshuis moet, komt ze thuis om voor hem te zorgen. Dat doet ze tot zijn overlijden in 1989.
De zandwinning vordert gestaag en de oppervlakte is inmiddels uitgebreid met aanliggende grond van buren tot 11 ha.
Als er geen zand meer gewonnen wordt gaat de toegang tot de IJssel dicht. Een kleinere baggermolen dan in de begin periode die daar aan het werk is, is door hoog en daarna zakkend water, half op de oever liggend gekapseisd en gezonken.
De plas van Jonker werd op enig moment een geliefde plek om te duiken, een mooie oefenplek voor duikverenigingen.
Het terug kerende hoogwater probleem begint Johan te vervelen. Hij begint er over na te denken en besluit een soort loop/fiets brug te maken. Voor een vergunning moet Johan bij Rijks Waterstaat zijn, die wonder boven wonder Johan er toestemming voor geeft.
De hoogte moest 4 m + N.A.P. zijn, want je moest er bij echt hoog water ook overheen kunnen.
De brug wordt 400 m. lang en 1,20 m. breed. De brug heeft enkele keren gefunctioneerd.
Als tussen 2012 en 2016 de uitvoering van het project “Ruimte voor de Rivier” aan de orde komt, moet de brug wijken. Als aandenken blijven er enkele staanders aan de dijkzijde staan.
Het project “Ruimte voor de Rivier” heeft nogal wat voeten in de aarde ook voor Johan en Riek.
Hun toegangsweg richting dijk aan de Scheller kant gaat verdwijnen en er komt een nieuwe ontsluitingsweg langs de IJssel richting Oldeneel, ook bestemd voor fietsers en wandelaars naar het “Kleine Veer”.
Johan en Riek vinden die ontsluitingsweg een achteruitgang en komen overéén dat er een brug gaat komen. Uiteindelijk blijkt dat een loze belofte te zijn, want na de nodige Gerechtelijke procedures krijgt de familie Groten wel gelijk maar gaat de brug er toch niet komen.
Bron: Collectie Overijssel, S. van der Weerd, familie Groten, Samensteller: M. Dijk.